Kinderen willen leren, maar daarbij is zelf dingen ontdekken altijd fijner dan als iemand de informatie aanreikt.
Als je dagelijks een fijn oefenmomentje met je kind wil hebben, werkt ‘t goed als je daarbij het gevoel geeft dat je samen aan het leren bent.
Eerst kijk je samen naar het stukje;
Wat voor maatsoort is ‘t eigenlijk?
Hoeveel tellen duren de noten?
En hoeveel stok gaan we op de korte en op de lange noten gebruiken? Hoe heten de noten?
Dan ga je samen de houding na, en laat je ‘t stukje helemaal uitspelen. Vooral niet storen in het denkproces.
Hoe ging ‘t?
Wat vond hij of zij zelf?
Of je geeft eerst een complimentje en dan vraag je het kind het nog een keer te doen en dan te letten op…
Als je er niet veel verstand van hebt, is ‘t ook al nuttig om te zeggen dat je ‘t mooi vond klinken of als je het kind vraagt hoe het komt dat het soms minder mooi klinkt. Misschien strijkt hij of zij te dicht bij de toets (weet je nog dat de juf zei dat daar krokodillen zwemmen?).
Ik probeer na het complimentje het woordje ‘maar’ te vermijden. In plaats daarvan is ‘en’ een fijner woord. Er gaan al dingen goed ‘en’ we kunnen andere dingen nog beter krijgen.
Heel belangrijk is om kritiek niet persoonlijk te maken, dus niet ‘jij doet dat en dat’, maar bijvoorbeeld ‘goh je duim is wel nieuwsgierig zeg’ ( bij te hoge duim in de ‘vioolhand’), of ‘weet je nog dat de juf het over een regenboog had?’ ( rond pinkje op de stok).
Kinderen willen alles liever in spelvorm. In de les hebben we heel wat verhaaltjes; zo kunnen we de linkerhand als een bus zien met de duim als bus chauffeur en de vingers als kinderen die op schoolreisje gaan. Het is handig als je geregeld bij de les zit en die verhaaltjes kent en thuis ook kan gebruiken. Niet te vaak hetzelfde natuurlijk, dat is saai.
Kinderen vinden het ook heel leuk als zij iets (woord of verhaaltje) bedenken wat daarna ook bij andere kinderen in de les wordt toegepast en misschien zelfs nog in de toekomst.Interactief oefenen met je kind